Tijdens de Actie Tankslag die begin jaren ’90 plaatsvond, zijn veel ondergrondse olietanks verwijderd. Ook zijn veel tanks ter plaatse gereinigd en afgevuld met schuimmiddel of zand. Vaak werd alleen door visuele waarneming vastgesteld of de bodem al dan niet was verontreinigd met olieproducten. Lang niet altijd is echter een bodemonderzoek uitgevoerd waarbij door chemische analyses is vastgesteld of dit klopte.
Nog altijd liggen er ondergrondse olietanks op diverse locaties waarvan niet bekend is of de plaatselijke bodem in meer of mindere mate is verontreinigd. U kunt hierbij ook denken aan olietanks die nog steeds in gebruik zijn, zoals tanks waarin huisbrandolie wordt opgeslagen (verwarming) of dieselolie (brandstof voor tractoren, bedrijfsauto’s, etc.)
B.O.O.T.
Volgens het protocol nulsituatie-bodemonderzoek B.O.O.T. (Besluit Opslaan in Ondergrondse Tanks) wordt de onderzoeksopzet bepaald. Dit is onder meer afhankelijk van de tankinhoud, het aantal tanks en de situering daarvan, vulpunten, leidingwerk, etc. Zowel de vaste bodem als het grondwater wordt onderzocht in het laboratorium.
Op basis van de analyseresultaten wordt bepaald of de bodem niet of niet onaanvaardbaar is verontreinigd. Soms moet een vervolgonderzoek plaatsvinden om een verontreiniging af te perken en de omvang in kaart te brengen. Indien nodig wordt een saneringsvoorstel gedaan om de verontreiniging te verwijderen.
Voor verwijderen zie: saneringen.